Aukje Kuypers en haar overgrootvader Piet (geboren in 1876) hebben elkaar nooit gekend. Toch zijn de twee méér met elkaar verbonden dan alleen de familieband doet vermoeden. Die verbondenheid zit hem in de cultuur van het bedrijf. Piet begon de onderneming een eeuw geleden. Honderd jaar later staat zijn achterkleindochter aan het roer. Aukje vraagt zich – zeker in dit jubileumjaar – regelmatig af wat Piet ergens van gevonden zou hebben. En of hij had kunnen bedenken dat ‘zijn’ familiebedrijf nog steeds zou bestaan. Tijd voor een gesprek tussen de twee, gebaseerd op goed bewaarde verhalen uit het verleden.
“Kunt u wat vertellen over de tijd waarin u begon, de ‘roaring twenties’?
“Jazeker. Het waren jaren waarin de industrie zich volop ontwikkelde. Waarin mensen naar de steden trokken. Het was een dynamische tijd met veel economische groei en positiviteit.”
“Hoe verliep uw loopbaan eigenlijk?”
“Mijn eerste baan had ik bij machinefabriek Begemann in Helmond. Ik verhuisde met mijn gezin naar Sint Michielsgestel en ging aan de slag als technicus in loondienst bij het klein seminarie – dat later De Ruwenberg is gaan heten. Later streken we neer in Schijndel en werkte ik bij jamfabriek De Asdonck II. Ik had destijds twee dromen: voor mezelf beginnen en terugkeren naar Helmond. Dankzij werkgevers die tevreden over me waren én me aanbevolen bij anderen, kreeg ik genoeg zelfvertrouwen om de stap te wagen. Daardoor werd mijn eerste droom in 1921 werkelijkheid: ik werd zelfstandig lasser, smid en installateur. Jullie zouden het nu ZZP noemen. Een belangrijke klant van me was toen Jansen de Wit in mijn woonplaats Schijndel. Ik heb daar onder meer gewerkt aan het installeren van een gasgenerator en het aansluiten van verlichting op het elektriciteitsnet.”
“En hoe zat het met uw tweede droom, terugkeren naar Helmond?”
“Die wens ging in 1927 in vervulling. Ik kocht grond en bouwde een winkel met woonhuis waar mensen ijzerwaren en huishoudelijke waar konden kopen. Erachter bouwde ik een smederij om me op de actuele technieken te storten die toen gaande waren. Denk maar aan alle veranderingen destijds in de energievoorziening. In die tijd kwamen drie van mijn zonen in de zaak. We hadden inmiddels ook een paar man in dienst. Ik geloof dat we in totaal met tienen in het installatiebedrijf werkten. Moeder en dochters bestierden ondertussen de winkel, de voorraad en administratie.”
“Toen waren de vrouwen dus niet betrokken bij het installatiebedrijf?”
“Inderdaad, de winkel was een aparte onderneming. In die tijd voorzagen de mannen in het levensonderhoud, de winkel was meer ‘bijzaak’. We hebben de winkel ook maar enkele jaren gehad. Toen ik hoorde dat jij nu als vrouw aan het hoofd van het bedrijf staat, krabde ik me wel even achter mijn oren. Ik heb begrepen dat dat nu heel normaal is, maar in mijn tijd was het vrijwel ondenkbaar.”
“U heeft vast laten leggen dat Kuijpers-nakomelingen als eersten in aanmerking moesten komen om de zaak voort te zetten bij uw overlijden. Waarom deed u dat?”
“Mijn zoons Toon, Wim – jouw opa dus – en Jan waren ook actief in de zaak. Ik wilde dat zij er na mijn dood mee door konden gaan. Mijn andere kinderen, die niet in de zaak werkten, wilde ik ook iets nalaten. Daarom investeerde ik destijds in woningen, ook voor onze medewerkers, om in te wonen.”
“Had u kunnen vermoeden dat uw onderneming honderd jaar later nog steeds zou bestaan?”
“Ik heb eigenlijk nooit bewust nagedacht over generaties ná die van mijn kinderen. Dat jij en Bas nu als vierde generatie in het familiebedrijf zitten, heb ik me nooit voor kunnen stellen. Daar ben ik erg trots op.”
“Wat vond u in uw tijd als ondernemer belangrijk? Wat heeft u uw zoons meegegeven?
“Ik was erg content met de mooie klantenkring en de goede reputatie die we hadden. Dat is niet alleen te danken aan de kwaliteit en het vakmanschap van onze mensen, maar ook aan onze betrokkenheid bij klanten. Onze benaderbaarheid. Dat vond ik belangrijk en ik wilde graag dat mijn zoons hierop verder bouwden.”
“Daar bent u in geslaagd. Want deze waarden staan vandaag de dag nog steeds centraal. Ze zijn écht van generatie op generatie doorgegeven. Wat vindt u daarvan?”
“Dat vind ik geweldig om te horen. Ik ben verheugd dat het bedrijf nog steeds bestaat, altijd kansen is blijven zien en voorop heeft gelopen bij ontwikkelingen in de energievoorziening. Als vakman smul ik van de ontwikkelingen in de afgelopen decennia. Ik heb ze zelf helaas niet meegemaakt, maar ik had me graag in alle nieuwe technieken verdiept!”