Museum Voorlinden opent voor het eerst zijn deuren
Een gebouw om kunst te tonen, niet om gebouw te zijn.
Op 10 september aanstaande opent Koning Willem-Alexander, na een bouwperiode van drie jaar, het nieuwe Museum Voorlinden in zijn woonplaats. Het museum nam zelf de rol van bouwmanager op zich en betrok bij elke discipline de beste partners. Technisch dienstverlener Kuijpers heeft op uitzonderlijk hoog niveau de technische installaties en gebouwautomatisering gerealiseerd, om de Voorlinden collectie in de gewenste omgevingscondities te preserveren en gelijktijdig het publiek comfortabel te laten genieten in het museum. Kuijpers draagt met de oplevering van het museum bij aan het in stand houden van een unieke museumcollectie.
De Voorlinden Collectie is de collectie van kunstverzamelaar Joop van Caldenborgh (oprichter van chemiebedrijf Caldic). Het nieuwe museum is gerealiseerd op zijn initiatief. Een op het oog eenvoudig en ingetogen gebouw. Maar schijn bedriegt.
Een gebouw om kunst te tonen, niet om gebouw te zijn
Het gebouw is gevuld met ingenieuze ideeën en techniek. Neem alleen al het licht: de tentoonstellingsruimtes worden overdag vooral verlicht door daglicht. Het licht schijnt omhoog tegen het zonnedak, weerkaatst via het glas en velum (een soort doek) terug in de zalen als daglicht, zonder dat bezoekers zien waar het vandaan komt. Aan het plafond van de ruim vijf meter hoge zalen hangt een velum waar het zonlicht doorheen valt. 1,80 meter boven het veiligheidsglas zweeft een voetbalveldgroot aluminium zonnedak voorzien van 115.000 schuin afgesneden buisjes. Zo valt het noorderlicht rechtstreeks naar binnen en wordt het zuiderlicht weerkaatst. “Dan krijg je overdag een mooi gecombineerd licht”, stelt Van Caldenborgh alsof het de normaalste zaak van de wereld is. ’s Avonds maakt het museum gebruik van LED-verlichting, aan de buitenkant bevestigd op de stalen ribben van het glas. Van Caldenborgh : “De regeling van klimaat en licht in een museum luistert uitermate nauw en is een zeer complex en omvangrijk werk. Helemaal hier, waar het gebouw echt gemaakt is om kunst te tonen en niet om gebouw te zijn.”In het ontwerp is zeer bewust gekozen om het museum nagenoeg volledig te onder kelderen, om vanuit hier alle installaties naar de museale ruimten aan te leggen. Bijvoorbeeld de luchtbehandelingskasten, luchtkanalen, hemelwaterafvoeren, CV-installatie, kabelwegen en elektrotechnische installaties. Via het vloergootsysteem en de wanden zijn alle luchtkanalen en aansluitpunten vanuit de kruipruimte naar de juiste posities in het museum gebracht. Door het vertalen van het belang van esthetiek naar een goed werkende technische oplossing heeft Kuijpers invulling gegeven aan het ideaalbeeld van Van Caldenborgh: geen knopjes, meters en buizen in het zicht.